Door matchreporter Wouter Sipma
In de eerste ronde van de match is het nog niet tot een frontale botsing gekomen tussen de twee combattanten, Jan Groenendijk en Guntis Valneris. Met in het achterhoofd dat beide spelers net het Heerhugowaard Open achter de rug hebben, is dat misschien ook niet zo gek.
De partij begon interessant met een relatief weinig gespeelde vertakking van de Keller-opening (11. … 11-16?!). Deze zet van Groenendijk (die dus met zwart speelde) kwam bijvoorbeeld ook voor in de partij Scholma-Provoost van het afgelopen NK. Valneris richtte zijn stand zo schoon mogelijk in en in het onderstaande diagram stond Groenendijk voor een belangrijke keuze.
In de partij koos hij voor het ‘botte’ 17. … 13-19 18. 24×13 8×19 waarmee zwart vier tempi pakt en klaar staat om zoveel mogelijk formaties in het centrum te bouwen om te gaan stoten: 9-13, 2-8, 19-23×23 en 22-28×28 (hoewel Valneris ondertussen ook nog mag zetten). Een andere mogelijkheid was om schijf 24 te laten staan en die aan te vallen (20-25, en daarna 14-19; ruilen met 13-19×19 kan dan ook altijd nog), maar ik kan me voorstellen dat Groenendijk niet zag hoe hij iets tegen de mooie witte stand kon beginnen.
Valneris antwoordde met 19. 37-32 en nu koos Groenendijk ervoor om wit niet veld 27 te geven door zelf in de aanval te gaan: 19. … 21-27 20. 32×21 16×27 (zie volgend diagram). Nu klopt het dat wit na 19. … 9-13 niet erg veel actieve plannen tot zijn beschikking heeft en erg interessant is 20. 31-27 22×31 21. 36×27 2-8 gevolgd door 17-22 ook niet (of zijn er waaghalzen die met wit het offer 22. 27-22?! 18×27 durven te spelen? Compensatie heeft wit zeker!).
Valneris had nu de optie om een omsingeling te spelen met 21. 47-42 (dreigt met 26-21 etc.) 19-23 22. 28×19 14×34 23. 39×30 (ook 23. 40×29 is mogelijk, maar dan is wit waarschijnlijk beperkt tot oplopen op schijf 27, waarna zwart het beste de 2-om-2 terugruil neemt) 18-23. Hij gaf echter aan dat hij hier over de positie na 24. 30-25 10-14 25. 33-29 23×34 26. 40×29 20-24 27. 29×20 15×24 had gerekend en kwam tot de conclusie dat wit daar geen kans heeft om een omsingeling op touw te zetten; zwart is simpelweg op tijd in het centrum. In deze variant is 25. 43-39 (om 22-28 eruit te halen) wellicht daarom de beste optie tot principieel spel.
In de partij nivelleerde de stand na de grote ruil 21. 26-21 17×37 22. 28×8 2×13 23. 38-32 27×38 24. 33×31 (zie diagram onder).
Deze open stand intrigeerde mij wel; een aantal kenmerken geven het een abstract karakter. De witte stand lijkt minder flexibel doordat hij al op 29 staat; zwart kan kiezen wat hij doet met deze schijf (aanvallen, ruilen, of niets). Ook heeft wit een paar schijven die niet zo mooi staan (36 en 45) en staat hij zes tempi achter. Maar de zwarte stand heeft ook een zwakte: zijn schijvenverdeling. De schijven op 6 en 11 zijn de enige schijven op de korte vleugel en dat geeft wit een aanknopingspunt. De speelrichting voor beide kleuren is dan ook richting deze vleugel.
De duellisten voelden deze stellingskenmerken uiteraard goed aan en maakten (ondanks geringe bedenktijd) geen grote fouten meer. Na 42 zetten werd de vrede getekend.
Conclusie na dag 1: het evenwicht in de partij werd niet verstoord, maar de spelers hebben ook nog niet het achterste van hun tong laten zien. We gaan morgen zien of er een heviger strijd losbarst! Is het niet in de ‘normale’ partij, dan zal het wel in de vier rapidpartijen gebeuren, die in de middag worden gespeeld.