Door Eric Sanders

Eén van de dingen die de damwereld zo interessant maken zijn de verschillende reacties die we na afloop van een dampartij kunnen waarnemen. Het eerste dat opvalt is dat een reactie zelden uitbundig is. Verlies wordt gelaten ondergaan en winst wordt timide geïncasseerd. De vreugdekreet inclusief omvallende stoel van Alexander Schwarzman toen hij de WK-match in Twente van Alexander Georgiev won is een zeldzame uitzondering.
De soorten beschouwingen naderhand over de geleverde prestatie is des te diverser. Zo is daar de valse bescheidenheid. “Hij maakte een foutje,” zeggen na een uitstekende eigen prestatie. Sommigen (in dit stuk worden geen namen genoemd) gaan daar zo ver in dat het begint te irriteren. Maar vaker zie je het omgekeerde. Iemand heeft verloren, maar dat is in diens ogen totaal onterecht, want hij (heel soms een zij) stond de hele partij eigenlijk beter. Bij het analyseren achteraf blijkt dat die bewering toch niet helemaal op waarheid gebaseerd, maar wordt er net zo vaak teruggezet tot er een remisepaadje is gevonden en het eigen gelijk bewezen.
Niveauverschillen lijken er bij analyses soms helemaal niet toe te doen. Er zijn damgrootmeesters die tevens een grootmeesterlijk geduld tonen en net zo makkelijk analyseren met collegagrootmeesters als met spelers die 700 ratingpunten minder hebben. Het vermakelijkst zijn echter dammers die in hun partijen niet zo heel veel punten vergaren, maar het in de nabeschouwing altijd beter weten, ook ten opzichte van spelers die wel geregeld een partij weten te winnen. Je kunt je daar makkelijk aan ergeren, maar veel beter is het om daar juist van te genieten. Dat kan ook tijdens Nijmegen Open gelukkig volop.